De kleuren cirkelEen kleurencirkel is een manier om zichtbaar te maken hoe de primaire kleuren en secundaire kleuren in elkaar overlopen. De eenvoudigste kleurencirkels bestaan uit zes kleurvlakjes: drie primaire en drie secundaire kleuren. |
Hoewel de meeste mensen zich dit niet realiseren zijn er twee bekende kleurmengsystemen. Welke kleuren primair zijn, hangt af van het gebruikte kleurmengsysteem.
|
Kleurencirkel in de drukkunst.Bij het gebruik van drukinkten gebeurt de kleurmenging wetenschappelijk en wordt uitgegaan van de ''ware'' primaire kleuren. De ware primaire kleuren zijn van licht naar donker: geel, cyaan (een hemelsblauwe tint) en magenta (een zeer fel roze). Door menging van twee primaire kleuren ontstaan de ware secundaire kleuren, van licht naar donker: groen (uit geel en cyaan); rood (uit geel en magenta) en blauw (uit cyaan en magenta). De ware paren van complementaire kleuren staan tegenover elkaar: geel-blauw; cyaan-rood en magenta-groen. Aangezien de primaire kleuren lichter zijn dan de secundaire kleuren, is het niet zo dat de cirkel gelijkmatig van licht naar donker oploopt. Worden inkten in de kleuren aan de punten van een gelijkzijdige driehoek, willekeurig gedraaid rond het midden van de cirkel, met elkaar gemengd, dan ontstaat in theorie de kleur zwart. In de praktijk zullen echter eerder bruinachtige tinten ontstaan. Daarom wordt naast magenta, cyaan en gele inkt ook altijd zwarte inkt gebruikt. |
Kleurencirkel in de schilderkunst.De hier afgebeelde traditionele kleurencirkel bestaat uit zes kleuren, rood, oranje, geel, groen, blauw en paars. De primaire kleuren rood, geel en blauw staan in een driehoek. Hetzelfde geldt voor de secundaire kleuren oranje, groen en paars. De complementaire kleuren staan tegenover elkaar. Rood staat tegenover groen, geel tegenover paars, oranje tegenover blauw.Dit nog zeer veel gebruikte systeem is echter wetenschappelijk gezien onjuist: het is een gevolg van de historische ontwikkeling van de kleurenleer. Op het moment dat die tot een echt leerstuk werd dat aan de academies werd onderwezen, in de 18e eeuw, waren er maar twee relevante lichtechte verzadigde pigmenten beschikbaar: vermiljoen en ultramarijn. Die hebben echter juist de foute tint. Toch geldt ook voor de kunstschilder dat een gewenste kleur slechts gemengd kan worden door bewuste of onbewuste toepassing van het wetenschappelijke systeem. Dit levert in de praktijk weinig problemen op omdat de begrippen "rood" en "blauw" vaag gebruikt worden. Als een kunstschilder bijvoorbeeld een oranje wil mengen, zal hij een rood uit de tube pakken en dit mengen met een warm geel. Wil hij echter een paars maken, dan pakt de kunstschilder, vanuit intuïtie en ervaring, eerder een blauwachtig "rood" (in feite een naar magenta neigende tint, zoals karmijn), en mengt dat met een blauw dat al naar paars neigt. |
Indeling kleuren.Kleuren worden verdeeld in drie groepen:
|
Kleurencirkel Johannes IttenIets uitgebreider is de kleurencirkel van Johannes Itten. Deze bevat naast de primaire en secundaire kleuren ook nog de zes tertiaire kleuren geeloranje, roodoranje, roodviolet, blauwviolet, blauwgroen en geelgroen, en heeft dus in totaal twaalf kleuren. De primaire kleuren noemt hij: rood, geel en blauw. De secundaire kleuren, die ontstaan uit menging van twee primaire kleuren zijn oranje, groen en violet. De tertiaire kleuren ontstaan uit menging van een primaire en een secundaire kleur zijn geeloranje, roodoranje, roodviolet, blauwviolet, blauwgroen en geelgroen.In de kleurenleer is het inmiddels bekend dat de door Itten genoemde kleuren niet geheel correct zijn voor wat betreft de keuze van de primaire verfkleuren. Optimale menging is bij het complement niet mogelijk. |
Kleurencirkel van GerritsenEen andere bekende kleurencirkel is de kleurencirkel van Gerritsen. Deze is gebaseerd op lichtprimairen en bevat zes kleuren. De primaire kleuren zijn: rood, blauw en groen (het blauw wordt ook wel violet genoemd). De secundaire kleuren, die ontstaan uit menging van twee primaire kleuren, zijn magentarood, cyaanblauw en citroengeel. De tertiaire kleuren ontstaan uit menging van een primaire en een secundaire kleur. De door Gerritsen genoemde kleuren geven optimale mogelijkheden de kleurenleer te verklaren en komen tot maximale resultaten bij het mengen van kleuren. |
Kleurkenmerken.Om kleuren duidelijk te kunnen omschrijven worden ze aangeduid met de term ''kleurkenmerken''. Naast de tint, die we de ''kleuren van de regenboog'' noemen, kunnen we nog andere grootheden onderscheiden, namelijk de verzadiging (het tegendeel van grijsheid) en de intensiteit (lichtheid). |
|
|
Kleuren hebben ook invloed op elkaar. Dit noemen we kleurcontrasten. Kleurcontrasten ontstaan doordat twee of meer kleuren naast elkaar aanwezig zijn. Er ontstaat dan een verschil en dat noemen wij een contrast. Hoe zuiverder de kleuren hoe sterker het contrast is. Als we twee kleuren uit een cirkel kiezen die ver van elkaar afliggen, dan is het kleurcontrast heel groot. Een aantal kleurcontrasten zijn: |
Kleur-tegen-kleur-contrast: Dit zijn alle combinaties waar twee kleuren van enig verschil tegen elkaar worden verwerkt. Het eenvoudigste kleurcontrast ontstaat om de eenvoudige kleuren met hun grootste zuiverheid tegen elkaar aan te zetten. Zoals het grootste licht - donker contrast ontstaat tussen zwart en wit, ontstaat het grootste kleurcontrast door de primaire kleuren, bijvoorbeeld rood, geel en blauw, of cyaan, magenta en geel. |
Licht-donker-contrast: Dit zijn alle combinaties tussen lichte en donkere kleuren bijv. geel-blauw. Dit wordt ook wel aangeduid als het "gewone contrast". Het licht-donker contrast kan ontstaan tussen twee kleuren, bijvoorbeeld geel en paars, maar ook tussen verschillende nuances (of tonen) van één kleur. De lichtpaarse kleur in het midden is in beide blokken hetzelfde. In het bovenste blok lijkt het paars door het licht - donker contrast veel lichter dan in het onderste blok. |
Koud-warm-contrast: Rood, oranje en geel zijn de warme kleuren; blauw-groen, blauw en paars zijn de koude kleuren. Het warm koud contrast wordt veroorzaakt doordat sommige kleuren, vooral in de kleurencirkel rond de kleur rood gelegen, een warme indruk maken. Andere kleuren, rondom de kleur blauw, maken een koude indruk. De warmte van een kleur in een schilderij kan door het warm-koud contrast versterkt worden door er een koelere kleur naast te zetten. In het voorbeeld hiernaast geeft de middelste kleur midden in het warme rode vlak een koele indruk. Als dezelfde kleur omringd wordt door een koude blauwe kleur, is de indruk veel warmer. Doordat een warme kleur door het atmosferisch perspectief bovendien naar voren lijkt te komen, is er ook een verschil in dieptewerking bij de twee hiernaast staande voorbeelden. In het bovenste figuur wijkt het midden naar achter, in de onderste figuur lijkt het midden naar voren te komen. |
Complementair-contrast: Het sterkste kleurcontrast bestaat tussen de complementaire kleuren, tussen rood en groen, geel en paars, blauw en oranje. De gele kleur in het midden van het rood steekt minder fel af dan de groene kleur. Geprobeerd is de toonwaarde (helderheid) van het groen en het geel gelijk te houden, zoals blijkt uit het onderste blokje. Dat het groen sterker afsteekt, komt doordat het de complementaire kleur is van rood. |
Simultaan-contrast: Dit betreft de onderlinge beïnvloeding van kleuren, met name in een net-niet complementaire combinatie. Met het simultaancontrast wordt bedoeld, dat als een bepaalde kleur sterk aanwezig is, de complementaire kleur ervan als een nabeeld altijd naar voren komt. In de voorbeelden hieronder heeft het grijs binnen het rode blok een groene gloed, terwijl het grijs in het paarse blok juist een geelachtige gloed vertoont. Het is van belang bij het bekijken van deze blokken de andere kleuren op deze pagina zo veel mogelijk af te dekken, en lang naar het midden van het grijze vlakken in de blokken te staren. |
Kwaliteits-contrast: Dit betreft contrasten tussen kleuren van duidelijk verschillende kwaliteit; grijswaarde of verzadiging. Dit is dus het contrast tussen heldere, verzadigde kleuren, en matte, troebele kleuren. Hieronder een voorbeeld van een blok zuiver magenta in het midden en minder fel, grijsachtig magenta eromheen. |
Kwantiteits-contrast: Het kwantiteitscontrast betekent dat er een sterk en als spannend ervaren contrastverschil kan ontstaan door de kleuren in zeer verschillende hoeveelheden te gebruiken. Bijvoorbeeld door twee kleine vlakjes blauw in een groot oranje veld toe te passen, zoals hiernaast. |
Kleurenharmonie.Kleurenharmonie betekent dat de combinatie van de gekozen kleuren mooi wordt gevonden. Alhoewel dit een subjectief begrip is vinden toch veel mensen hetzelfde mooi. Vanuit de kleursystematiek kunnen we de conclusie trekken dat een combinatie mooi is indien deze is opgebouwd uit een wetmatige samenhang. Dit zijn de combinaties die we volgens een kleurencirkel samenstellen. Deze theorie wordt voornamelijk bij de bloemsierkunst gebruikt maar kan ook als leidraad dienen bij de kleurkeuze in de schilderkunst.
|
De monochrome en de analoge combinaties worden ook wel ''op kleur'' genoemd, bij analoog is dit alleen zo als de kleuren dicht bij elkaar liggen.
|
Deze ''Kleurenleer'' van Johannes Itten is een verkorte uitgave - zonder de reprodukties van de schilderijen - van zijn beroemde boek ''Kunst der Farbe'' (in het Nederlands verschenen onder de titel ''Kunst en kleur''). Deze studie-uitgave geeft overigens de gehele kleurentheorie weer. Het is een zeer bruikbaar boek dat bestemd is voor kunstenaars, docenten en studenten van kunst- en ontwerpopleidingen, en voor allen die zich voor kleur interesseren. |