De kleimassa kan met het beste bereiden van een vuurvaste klei die met tot hoge percentages vermengt met fijne en grove chamotte. Toevoegingen van kwarts, zand en grove chamotte vermindert de krimp en geeft aan de kleimassa grove poriën waardoor het vrije water makkelijker kan ontwijken. Door de openheid van de kleiwand is deze dan ook nog eens beter bestand tegen de thermische schok van snelle verhitting en afkoeling. |
Ook kunnen aan de klei brandbare materialen worden toegevoegd die na de verbranding de porositeit van de klei vergroten. Denk hierbij aan koffieprut, houtvezels, rijst. Al naar gelang de oorspronkelijke samenstelling van de klei kun er toevoegingen aan de klei gedaan worden die variëren van 10 tot 50 % . Andere, moderne toevoegingen die aan de klei gedaan kunnen worden om de grote spanningen die bij de thermische schok kunnen optreden op te vangen zijn petalite, spodumeen, vermiculite en talk. Als er biscuitbrand vooraf plaatsvindt. Dan moet die vrij laag gehouden worden om de scherf zo open mogelijk te doen zijn voor het aanbrengen van de glazuur.
|
Het hele proces loopt ongeveer als volgt. De vormen moeten een gelijkmatige wanddikte hebben om de temperatuurschok op te kunnen vangen. Vervolgens wordt de vorm een aantal weken gedroogd aan de lucht. Na droging worden de vormen voorgebakken ( biscuitbakken) op ongeveer 900 graden. Bij zeer grove klei kan dit voorbakken worden overgeslagen. De voorgebakken vormen kunnen gedecoreerd worden met oxydes of engoves. De niet behandelde plekken zullen na het RAKU stoken zwart zijn. |
Met een speciale tang worden de voorwerpen nu in de vuurgloed of de vlammen van de oven geplaatst. |
Omdat de oven open is geweest is de temperatuur aardig gedaald, maar die is binnen enkele minuten weer op het oorspronkelijke nivo. Als het glazuur is gesmolten kunnen de voorwerpen uit de oven worden gehaald. De tang kan in het glazuur beschadigingen veroorzaken. |