Reeds door de oude Egyptenaren en Perzen en door de middeleeuwse miniatuurschilders toegepast, kwam de gouache in de 18de eeuw vooral in Frankrijk weer in zwang. Hier is ook de naam ontstaan. De naam gouache is een Franse verbastering an het oorspronkelijk Italiaanse woord guazzo dat waterplas, poel betekent. Hoewel de term in de uit de achttiende eeuw in Frankrijk is ontstaan, schijnt de techniek al in de zestiende eeuw te zijn gebruikt. In Frankrijk werd gouache door kunstschilders gebruikt om ontwerpen voor fresco’s te schilderen. De verfhuid van de gouache lijkt wat matheid en helderheid betreft enigszins op die van een fresco. De opdrachtgever kreeg door het ontwerp in gouache een goed idee van het uiteindelijke resultaat van de fresco. Ook nu in de 20ste eeuw is weer een sterke opleving van deze techniek te zien, al dan niet in combinatie met de aquareltechniek. Een fresco is een muurschildering. De frescotechniek bestaat uit schilderen op een vochtig medium. Meestal was dit nog nat pleisterwerk. Het pigment werd gedeeltelijk in de muur opgenomen. Fresco’s zijn vanwege deze techniek zeer duurzaam. Omdat de schilder snel moest werken werd er vaak vooraf op ware grootte een schets gemaakt die op de kalklaag werd overgebracht. Hiernaast zie je een voorbeeld van een fresco gemaakt door Giotto, genaamd “rouw om Christus”.
|
Een droge gouachelaag heeft een volkomen mat uiterlijk. Gouache dankt het kenmerkende matte uiterlijk aan de grote hoeveelheid pigment die deze verfsoort bevat. Maar hierdoor kan er niet in dikke lagen worden geschilderd, omdat de verflaag anders gaat craqueleren. Door deze dunne laag is de structuur van de drager, meestal papier, zichtbaar in het uiteindelijke beeld. Ondanks deze geringe dikte dekt een droge gouachelaag vrij sterk, dat wil zeggen als de verf niet te sterk verdund is. Gouacheverf droogt iets lichter op dan het er uitziet als het nog nat is. Het is daarom uitermate moeilijk om eenzelfde kleur te mengen.. Door gouache als aquarelverf te verdunnen en er in meerdere lagen mee te werken, kunnen bijzonder fraaie en realistiche effecten worden verkregen. Ook hier is voorzichtigheid geboden, omdat droge gouache, net als droge aquarelverf, snel oplost bij overschilderen. Een kenmerkend verschil tussen een aquarel en een gouache is, dat lichte partijen in een gouache altijd door menging met wit zijn verkregen. Wil je wel een dikke laag gouache opbrengen dan kun je hier een verdikkingsmedium voor gebruiken. Hier zie je een foto-realistische gouache gemaakt door Chris Brilman .
|
Een bekende schilder die ook werkte met plakkaatverf was J.M.W. Turner (British, 1776–1837). Hij gebruikte het voornamelijk op gekleurd papier. Hiernaast zie je een van zijn werken, getiteld “Rouen, Looking Upriver” gemaakt in ca. 1832. Het kunstwerk is in het bezit van Tate, London.< Werkstukken gemaakt met gouache kun je ter bescherming nog van een laklaag voorzien maar dit hoeft niet. Je kunt werkstukken het beste plat en met een beschermende laag papier tussen je werkstukken bewaren in een speciale tekenmap. Net als een aquarel is een gouache zeer gevoelig voor vocht. Zorg dus dat ze in een droge ruimte bewaard worden.
|